‘Weet je nog, vorig jaar op Kerstavond, toen je verdrietig was dat ik alleen zou moeten
vieren’, vraagt Oma aan mij. Ik herinner me die avond nog goed. Er was een enorme
sneeuwstorm, waardoor we niet bij Oma konden geraken. Ik vond dat heel erg, want ik kom graag bij Oma op bezoek. Bovendien was Oma helemaal alleen, hier in haar hutje op de berg ver van de stad. ‘Ja’, zeg ik. ‘Ik was er erg verdrietig om, Oma.’
‘Ik was in het begin ook heel verdrietig. Jouw mama had mij net gebeld om te laten weten dat jullie niet zouden komen. En ik had er geen zin in om alleen te vieren. Maar ik kende de oude verhalen en ik wist dat daarin misschien een oplossing te vinden was. Ik haalde “Het Boek der Legenden” boven en begon erin te bladeren. Ergens in het midden van het boek vond ik “De legende van de Sneeuwfeeën.” Er stond: “Als je op Kerstavond een Sneeuwfee vangt en precies om middernacht een wens doet, zal deze wens vervuld worden.” Dit is wat ik nodig heb, dacht ik en ik las nog wat verder. “Je kan Sneeuwfeeën enkel vinden in het diepste deel van het bos, wanneer het gesneeuwd heeft. Sneeuwfeeën zijn kleine sneeuwwitte wezentjes met doorzichtige vleugels, die oplichten wanneer het donker wordt.”
Ik maakte mij klaar voor de reis. Ik deed een warme trui aan, twee paar wollen sokken, een muts en een sjaal, een paar warme handschoenen en een dikke jas. Ook Norbert kreeg een dikke jas aan. Met zijn knappe speurneus zou hij mij prima kunnen helpen bij de jacht op een Sneeuwfee. Ik stak ontbijt en lunch in een draagtas en wandelde het dichte bos in. Norbert liep voorop.
Ik moest veel dieper het bos in gaan dan ooit tevoren. Ik vond het best wat griezelig, maar voor mijn familie doe ik alles.
In de winter is het gewoonlijk stil in het bos. Ik was verrast door de vrolijke vogeltjes die
overal van boom naar boom vlogen. Hier en daar kon ik diertjes door de struiken horen
kruipen. Norbert merkte de dieren ook op en gromde. ‘Af!’ zei ik. Ik wilde niet dat Norbert de dieren bang maakte.
Hoe dieper we het bos in gingen, hoe wilder de begroeiing werd en hoe meer dieren we er tegenkwamen! Aan de rand van het pad zat een ree. Een beetje verderop een egeltje. Een konijn stak vrolijk huppelend het bospad over. Ik hoorde vogels roepen, maar ik herkende de roep niet meteen. Ik bleef staan en keek even rond. Toen zag ik een sneeuwuilenparlement op de takken van een boom zitten. Het waren prachtige beesten. Maar het was wel wat vreemd dat ze daar zo samen zaten, want sneeuwuilen leven meestal alleen. Zelfs sneeuwuilen zijn graag samen met Kerst, dacht ik.
De ochtendmist trok langzaamaan op. Mijn maag gromde. Ik haalde mijn boterhammetjes boven en Norbert begon te likkebaarden. Ik at twee boterhammen met kaas en Norbert genoot van een groot stuk worst. Ik had wel nog zin in een kop kippensoep uit de thermos die ik had meegenomen, maar die was voor later. Met een gevulde maag zetten we onze tocht verder.
Het werd almaar moeilijker om door de steeds dichter wordende begroeiing heen te komen. Ik moest takken opzij duwen en mij door struiken heen wurmen. Mijn jas scheurde en ik begon het koud te krijgen. Er was maar één remedie tegen die kou en dat was sneller wandelen.
Aan weerszijden van het pad stonden de struiken vol met spierwitte bloemetjes met een felgele stamper. Toen ik even stopte om ze te bewonderen, klonk er plots geritsel overal rond ons. Norbert blafte en tientallen boswezentjes vluchtten. Het leek wel of ze ons al die tijd gevolgd hadden. Ik glimlachte naar Norbert. Toen liepen we weer verder.
Na een tijdje kon ik het pad niet meer goed zien. Hoe dieper we het bos in gingen, hoe
donkerder de omgeving werd. Ik wist niet precies hoeveel tijd er voorbij was gegaan, maar mijn buik rommelde luid. Dus haalde ik mijn thermos warme, lekkere kippensoep boven. Norbert kreunde zielig. “Oei, sorry Norbert. Ik was jou bijna vergeten”, zei ik en ik wierp hem een smakelijk hondenkoekje toe. Na dat lekkere middagmaal gingen we verder de duisternis in. Ik kon al bijna niets meer zien. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en stak mijn handen vooruit, rond tastend om nergens tegen aan te lopen.
Plots zag ik in de verte licht door de takken schijnen. Een open plek!
“Hier moet het zijn, het diepste deel van het bos”, zei ik tegen Norbert, die mij nieuwsgierig aankeek. Ik kon de open plek zien, maar de takken stonden zo dicht bij elkaar dat ik er onmogelijk doorheen kon. Het was een soort gevlochten muur. Ik speurde de muur van takken af en vond een heel klein gaatje vlak bij de grond.
“Maak jij dat gaatje even groter, Norbert?”
Norbert blafte ter bevestiging en begon te wroeten. Hij slaagde erin om het gat in de grond groot genoeg te maken zodat we erdoor konden kruipen. Helemaal vuil kwam ik aan de andere kant. Mijn mond viel open van verbazing. Er was inderdaad een wijde open plek. Op de open plek stonden heel veel kleine hutjes, waartussen wel honderden kleine Sneeuwfeetjes liepen.
“Eindelijk, we zijn er”, fluisterde ik.
Norbert en ik bedachten een plan om een van de feetjes te vangen. Ze hadden ons nog niet gezien. Hij zou naar de andere kant van de open plek sluipen om hen dan mijn kant op te jagen. En ik zou mijn muts als net gebruiken.
Norbert was nog maar halfweg toen hij opgemerkt werd en de feeën vlogen in paniek mijn kant op. Ik probeerde er snel eentje te vangen. Plots zag ik dat een feetje laag bij de grond langs mijn voeten schoot. Ik greep mijn kans en gooide mijn muts over het feetje heen. Zelfs met de muts over zich heen bleef het feetje doorvliegen, maar het kon niet zo gemakkelijk weg geraken. Norbert liep op de moeizaam vliegende muts af, sprong omhoog en haalde met een poot uit. Het feetje stortte neer. Voor het terug kon opstijgen, greep ik de muts en kneep ik de onderkant snel dicht. “Gelukt!” riep ik enthousiast. Kwaad vlogen de andere feetjes in een aanvalsformatie op ons af. We zetten het op een lopen. Toen ik bij het gat aan de takkenmuur kwam, stelde Norbert zich tussen mij en de feetjes op. Hij gromde en blafte luid. De feetjes deinsden angstig terug. Dat gaf mij tijd om door het gat te kruipen. Norbert volgde mij. Achter ons hoorde ik een zwerm feeënvleugels klapperen. Eenmaal uit de tunnel gooide ik snel mijn jas er overheen. Het werkte, de feeën achtervolgden ons niet.
Met de muts in mijn hand wandelden we terug naar huis. Toen we bij de witte bloemetjes met de fel gele stamper kwamen, waren die verdord en zwart geworden. Bij de uilenboom zat nu maar een enkele uil. Alle andere dieren waren verdwenen. Het was net alsof het bos ons iets wilde vertellen. Ik voelde mij een beetje schuldig.
Weer thuis stak ik het feetje in een oude vogelkooi. Norbert kreeg als beloning een lekker vet been. Uitgeput zakte ik neer in de luie stoel bij het warme haardvuur met een grote kom soep en een dikke boterham.
“Laat me vrij”, hoorde ik plots een stemmetje zeggen. Ik keek naar de kooi.
“Ik wist niet dat feetjes konden praten”, zei ik met grote ogen.
“Natuurlijk wel, alle magische wezens kunnen praten”, zei het feetje.
“Fijn, wat is je naam?” vroeg ik beleefd.
“Mijn naam is Lumi. En wie ben jij?”
“Iedereen noemt me Oma”, zei ik. “Wil jij een wens voor mij vervullen?”
“Nee. Maar als jij dat wilt, dan moet ik wel”, zei Lumi wanhopig.
“Goed, dat wil ik. Ik wil dat je mijn familie naar hier haalt, zodat ik Kerstavond met hen kan vieren”, zei ik.
“Dat kan ik niet”, zei Lumi met een vreemde lach. “Ik kan alleen wensen vervullen die worden uitgesproken om middernacht.”
Ik liet mijn schouders hangen. Dat was ik helemaal vergeten. Het was hopeloos. Ik kon
helemaal geen Kerstavond vieren met mijn familie.
“Kan ik dan wensen dat mijn familie hier is voor Kerstmis?” vroeg ik hoopvol.
“Ja, dat kan wel. Maar ik zou veel liever naar de lichtceremonie gaan”, zei Lumi gefrustreerd.
“De lichtceremonie?” vroeg ik verbaasd. “Daar stond niets over in het boek. Wanneer is die ceremonie?”
“Vanavond om middernacht”, zei Lumi beteuterd.
“Wat houd die lichtceremonie juist in?” vroeg ik nieuwsgierig.
“De lichtceremonie is fantastisch. Alle Sneeuwfeeën uit het land komen samen en dansen rond de grote ster in het midden van het bos. Precies om middernacht spreekt de ceremoniemeester de heilige woorden. Die woorden doen het licht van de ster stralen en zorgen ervoor dat de kerstlichtjes kunnen blijven branden.”
“Wow, dat klinkt geweldig”, zei ik.
“Dat is het ook. Maar als ik hier in jouw kooi zit, dan kan ik niet meedoen”, zei Lumi kwaad.
Ik dacht na.
“Kan ik met jou mee gaan naar die ceremonie?” vroeg ik. “Dan hoef ik niet alleen te zijn op Kerstavond, en kan jij met de ceremonie meedoen.”
“Sorry Oma, dat gaat niet. Alleen Sneeuwfeetjes mogen de ceremonie bijwonen”, zei Lumi.
Ik wist niet wat ik moest doen. Als ik Lumi niet vrij liet, kon het feetje zelf niet vieren bij
familie. Liet ik het wel vrij, dan zou ik niet alleen op Kerstavond, maar ook op Kerstdag alleen zijn. Met opgetrokken knieën zette Lumi zich met de rug tegen de tralies van de kooi neer. Het feetje staarde voor zich uit. Ik zuchtte. Ik kon eigenlijk maar één ding doen, besloot ik. En toen deed ik het kooitje open. De kleine fee keek mij verbaasd aan.
“Ga maar, vlieg maar naar huis.”
Dankbare ogen straalden naar me. Het wezentje stapte uit de kooi en probeerde te vliegen, maar dat lukte niet.
“Die hond heeft mijn vleugels beschadigd. Nu geraak ik nooit op tijd terug”, zei Lumi triest.
“Kom Norbert, we gaan terug het bos in”, zei ik.
Ik deed mijn warme kleren weer aan, pakte een andere jas en stak een hand uit naar Lumi.
“We kunnen het nog halen, we moeten gewoon snel zijn.”
Het feetje kroop voorzichtig op mijn hand en ik zette het wezentje op Norberts rug.
Lumi wees ons de weg.
“Dit pad is een stuk minder dicht begroeid”, dacht ik luidop.
“Ik woon in dit bos, Oma. Ik ken het als mijn broekzak”, zei Lumi. Ik keek naar de Sneeuwfee. Die had helemaal geen broek, laat staan broekzakken. De zon ging onder. Het werd steeds donkerder en donkerder, tot we helemaal niets meer konden zien.
“Hoe kunnen we nu de weg vinden als we hem niet kunnen zien?” vroeg ik wanhopig. Als antwoord kneep Lumi de neus toe en blies. Het feetje lichtte fel op en een helder wit licht verspreidde zich over het bos.
“Ziezo, nu kun je weer zien. Ik vergeet altijd dat mensen zo’n slechte ogen hebben”, zei Lumi lachend. Vastberaden liepen we verder.
Net op tijd kwamen we aan bij de gevlochten muur. Ik kon zien dat de dans rond de ster al was begonnen. De open plek werd zo fel verlicht dat het zelfs door de muur van takken oogverblindend was.
“Oef, nog net op tijd”, zei Lumi. “Bedankt, ik moet nu snel gaan!” Het wezentje gebaarde me om te bukken. Toen ik dat deed kreeg ik een kus op mijn voorhoofd. De kus voelde heel vreemd aan, alsof iemand met een ballon over mijn voorhoofd streek. De plek waar Lumi gekust had, bleef nog lang na tintelen. Lumi verdween door het gat dat Norbert eerder gegraven had.
Daar stonden wij. Zonder licht en kilometers ver van mijn huis. Ik had me nog nooit zo eenzaam gevoeld. Norbert duwde met zijn natte neus tegen mijn hand. Ik was dan wel eenzaam, maar niet alleen. Ik streelde Norbert over zijn kop. Ik kon troost vinden in de gedachte dat ik de juiste keuze had gemaakt.
Ik keek om me heen. Ik had geen idee hoe ik thuis zou geraken. Lumi blijkbaar wel.
“Hier, dit kan je wel gebruiken”, klonk plots een klein stemmetje uit het gat. Lumi had een sneeuwklokje in de hand en blies in de kelk van de bloem. Algauw straalde de bloem net als Lumi zelf had gedaan.
Het feetje duwde de bloem in mijn handen en verdween toen vliegensvlug weer door het gat.
Op weg naar huis merkte ik dat de kelkblaadjes draaiden in de richting die we moesten
lopen, en de bloem het pad verlichtte.
Thuis aangekomen kroop ik vermoeid in mijn bed en viel ik in slaap.
De volgende ochtend werd ik gewekt door de deurbel. Ik had geen idee wie dat kon zijn. Ik dacht: daar heb je de postbode. Maar toen ik de deur open deed viel mijn mond open van verbazing. Daar stonden tientallen feeën, en helemaal vooraan stond Lumi.
“Dag Oma”, zei Lumi.
“Dag Lumi”, zei ik.
“Wij vinden dat een goede daad beloond moet worden. Je hebt nu misschien je wens niet kunnen doen, maar je kan nu wel met familie vieren. Mijn familie. Vrolijk Kerstfeest, Oma!” zei Lumi enthousiast.
“Vrolijk Kerstfeest”, herhaalde de feeënfamilie in koor.
Tranen van geluk stroomden over mijn gezicht. Nu waren Norbert en ik niet alleen voor
Kerst.
“Oh Lumi, wat moeten we eten? Ik heb niets in huis”, zei ik verontschuldigend.
“Daar hebben wij voor gezorgd”, zei Lumi en de feetjes haalden allerlei lekkers boven. Het werd een uitgebreid feestmaal. Mijn gezicht straalde bijna even hard als de feetjes. Het feest duurde nog tot laat in de avond.
“Bedankt Lumi, je bent een echte vriend”, zei ik.
“Dat is heel graag gedaan, Oma. Kom zeker nog eens langs op een koude winterdag”, zei Lumi.
“Dat zal ik doen”, zei ik.
Oma zucht diep. Het verhaaltje is uit. ‘Wat een mooi verhaal, Oma. Ben je later nog naar
Lumi geweest?’ vraag ik.
‘Natuurlijk, ik ben er al verschillende keren op bezoek geweest’, zegt Oma.
In de verte horen we de klokken luiden. Het is middernacht. Samen tellen we af.
Twaaaalf, eeelf, tie-ien, neeegen, aaacht, zeeeven, zeees, vij-ijf, vie-ier, drie-ie, tweee, eeen’ roepen we in koor.
Oma haar voorhoofd licht plots op. Alle kerstlichtjes lijken feller te branden en iedereen staart haar met grote ogen aan. Oma glimlacht alleen maar.
‘Vrolijk Kerstfeest, allemaal!’
Auteur: Siebert Eyben
Illustratie: Liam Hernandez Lucas
Publicatie: MPe.Books
Alle rechten voorbehouden.